Adelborst marine

Adelborsten

Sinds jaar en dag wordt een aspirant-marineofficier aangeduid met de term ‘adelborst’. Dit is een verwijzing naar de hogere komaf van de (toen nog) heren in kwestie.

Herkomst

In het oud Nederlands staat de term ‘borst’ gelijk aan ‘jongeman’. Een jongeman van adel, dus. Veel baronnen en graven heeft de marine echter niet gekend. Algemeen wordt aangenomen dat de adelborsten afkomstig waren uit marinekringen of de gegoede middenklasse.

Over de herkomst van adelborsten in de 17e en 18e eeuw is nauwelijks iets bekend. Aangezien de marine en de zee meer zichtbaar waren in het westen van het land, leverden de kustprovincies de meeste aspirant-marineofficieren. Zij wisten doorgaans zelf de weg naar de aanmeldbureaus in één van de vijf Admiraliteitssteden te vinden.

Zeemanscolleges

Vervolgens werden de jongemannen geplaatst aan boord van een oorlogsschip, waar de stuurman ze wegwijs maakte in de kunst van het navigeren. De officieren en de commandant waren de aangewezen personen voor het onderricht in de tactieken en strategieën van de oorlogvoering op zee. De commandant bepaalde uiteindelijk of de jongeling in kwestie geschikt was om tot luitenant-ter-zee bevorderd te worden.

Rond 1750 ontstonden in Amsterdam en Rotterdam de eerste zeemanscolleges, waar jongens de theorie van de zeevaartkunde werd bijgebracht. Als de jongeman in kwestie naar de marine wilde, volgde een keuring en plaatsing aan boord van een operationeel oorlogsschip. Hier leerde de aspirant-officier het klappen van de zweep, net zoals zijn collega’s die rechtstreeks de marine instroomden.

Uiteindelijk bepaalde een examencommissie of de adelborst in kwestie bevorderd kon worden tot luitenant-ter-zee. De in 1785 geopende Kweekschool voor de Zeevaart in Amsterdam volgde in grote lijnen eenzelfde stramien.

Kadetten-instituut

Deze aanpak leidde tot klachten over het kennisniveau en de bekwaamheid van het marine officierskorps. De zeemanscolleges en het praktijkonderwijs aan boord zouden niet ‘militair wetenschappelijk’ genoeg zijn. In 1803 werd het fregat Euridice aangewezen om vanuit Hellevoetsluis de theoretische en praktische opleiding van aankomend marineofficieren te volbrengen. Het zogenaamde ‘Kadetten-instituut’ verhuisde in 1806 naar het eiland Feijenoord bij Rotterdam en in 1809 naar Enkhuizen.

Koninklijk Instituut voor de Marine te Medemblik

Koninklijk Instituut voor de Marine

Onder invloed van Koning Willem I, die fervent voorstander was van een verbetering van het militaire onderwijs, opende in 1829 een speciaal voor de aspirant-marineofficieren ingestelde onderwijsinstelling de deuren: Het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Medemblik. De opleiding duurde vier jaar en de minimumleeftijd was dertien. Inmiddels waren ook aankomend scheepsbouwkundig ingenieurs en aspirant-officieren van het korps mariniers welkom.

Maar ook deze instelling werd alweer snel de nek omgedraaid. Het KIM in Medemblik sloot in 1850 de deuren. Ondertussen was wel een einde gekomen aan de mogelijkheid om als ‘kapiteinszeuntje’ het vak te leren, dus door zonder enige theoretische kennis als zoon of neef van de commandant aan boord te komen. In 1841 werd deze pure praktijkopleiding gestaakt.