De Birma-Siamspoorweg, de Pakan Baroespoorweg, het vliegveld Changi in Singapore en de Japanse kolenmijnen zijn voorbeelden van bekende én beruchte locaties waar tijdens de Japanse bezetting (1942–1945) arbeiders onder dwang moesten werken. Vanuit Nederlands-Indië transporteerden de Japanners 120 duizend krijgsgevangenen en burgergeïnterneerden en meer dan 300 duizend Indonesische dwangarbeiders (romusha’s)  op ‘Hellships’ richting de werkkampen. Aan boord van de schepen werden de gevangen aan hun lot overgelaten en leden zwaar onder het gebrek aan voedsel, water, medische zorg en slechte hygiënische omstandigheden. Onder constante dreiging van geallieerde aanvallen konden zij geen kant op en zaten gevangen op zee. Ruim 220 ‘Hellships’ maakten 276 vaarten in Zuidoost-Azië, China en Japan, waarbij 22 tot 27 duizend dodelijke slachtoffers vielen. De geschiedenis van de ‘Hellships’ is bij het grote publiek nauwelijks bekend. De tentoonstelling Hellships. Gevangen op zee vertelt het verhaal van hen die stierven, overleefden en gaat over de generaties daarna. Over degene die de oorlog niet meemaakten, maar er wel door werden getekend.